Hoe train je een hond lichamelijk op?
- Pascalle van Giezen
- 28 mrt
- 4 minuten om te lezen
Allereerst wil ik graag wat uitleggen over het ‘trainingsprincipe’. Het optrainen van kracht, stabiliteit en conditie van een hond is niet echt anders dan hoe dit bij mensen werkt. Ja, honden moeten wandelen en bewegen. Nee, onze honden hoeven niet elke dag een ‘superprestatie’ in bewegen te leveren. Om kracht en conditie op te kunnen bouwen werk je dus volgens algemene trainingsprincipes. In dit schema kun je goed zien wat ik hiermee bedoel. Vanaf de start (blauwe

lijn) begin je een training(sprikkel). Door een training wordt je lijf kwetsbaarder, want het heeft trainingsschade opgelopen en moet herstellen. De groene lijn zakt dus onder het 0-punt. Door
herstel wordt je lijf fitter en sterker, tot je op de top van de groene lijn zit. Op dat moment spreken we van supercompensatie. Dit is het moment wanneer je een nieuwe trainingsprikkel aanbiedt om het meeste rendement uit je training/belasting van de hond te halen. Dit hoeft niet iets bijzonders te zijn. Een langere wandeling of enkele specifieke oefeningen is al een vorm van training. Het moment van supercompensatie is zo’n 2 dagen na de eerdere trainingsprikkel. Na het eerste dal zie je ook een rode lijn naar beneden lopen. Dit is wat er gebeurt wanneer je te vroeg weer een nieuwe ‘trainingsprikkel’ aan de hond aanbiedt. Daarmee doe je het lijf juist schade aan, omdat je traint in een fase waarin het lijf nog kwetsbaar en zwakker is van eerdere training. Hiermee veroorzaak je op langere termijn dus juist klachten of blessures.
Vervolgens een paar kleine voorbeelden over de hoeking of bouw van de hond. Wanneer de hond in de voorhand stijl is gebouwd, is het risico op kwetsuren rondom de schouder vergroot, zoals bicepspeesproblemen. Tevens zorgt dit voor een vermindering van de stabiliteit van het schoudergewricht, o.a. omdat de spieren minder ‘ruimte’ hebben voor ontwikkeling. Een goed gehoekte achterhand zorgt ervoor dat honden met mooie grote passen snelheid kunnen maken. Te veel hoeking in de achterhand vergroot de kans op instabiliteit in die achterhand. Iets wat ik tegenwoordig met enige regelmaat zie is ‘crabbing'. Dit ontstaat door een verschil in hoeking en steilheid in de voor- en achterhand. Het betekent dat de achterpoten de voorpoten inhalen en er schuin naast wordt geplaatst tijdens de draf. Opzich geen groot probleem, in het achterhoofd houdend dat hierbij wel een lichte draaiing in de wervelkolom ontstaat. Tot slot een stukje over mobiliteit. Wanneer een hond vrij mobiel is, maakt het ze wendbaar voor de sport, maar.. het zorgt er ook voor dat de baas veel aandacht moet besteden aan (romp)stabiliteit training van de hond. Zeker in sporten zoals IGP, fisbee of ballen gooien waarin de hond vaak afspringt op de achterhand en ook veel land op de achterhand. Hier is een hondenlijf niet voor gemaakt en dit geeft enorme klappen op de wervelkolom wanneer de hond niet genoeg stabiliteit heeft opgebouwd. Puur bespiering is niet voldoende. Mechanisch gezien hoort een hond op zijn voorhand te landen en dit kan hij dan ook goed opvangen. Nog even over die mobiliteit. Meer mobiliteit vraagt om meer stabiliteit. Bandjes rondom de gewrichtjes zijn ‘soepeler’ dan bij minder mobiele honden. Hierdoor worden gewrichten sneller zwaar belast indien de spiermassa en met name dus stabiliteit niet op orde is, wat zoals in mijn eerdere blogs beschreven tot vroegtijdige ontwikkeling van o.a. artrose kan lijden. Het is dus van belang op de juiste manier te trainen met de hond en hier op jonge leeftijd mee te beginnen.

Echter dient er bij jonge honden wel ten alle tijden rekening te worden gehouden dat hun lijf, met name het skelet door de nog niet gesloten groeischijven, lager belastbaar is dan het lijf van een volwassen hond. Bij pups en jonge honden is het verstandig om op een lichte laagdrempelige manier te oefenen. Meerdere keren licht in plaats van enkele keren per week zwaar trainen heeft hierbij dus zeker de voorkeur. Veel hondenscholen bieden bijvoorbeeld balans cursussen aan. Indien deze goed op maat van de pup worden aangepast zijn deze oefeningen vaak intensief genoeg, maar wel van meerwaarde voor de pup of jonge hond om kracht, stabiliteit en coördinatie te ontwikkelen.
Goed trainen op met name stabiliteit bij de uitgegroeide hond kost niet veel tijd. Honden hoeven niet 3x per week naar een sportschool. Simpelweg iedere dag een aantal minuten licht of een paar keer per week iets langer en zwaarder oefenen is voldoende. Zeker in combinatie met de normale fysieke activiteiten. Denk even aan de grafiek en informatie over ‘supercompensatie’. Er moet ten allen tijde rekening worden gehouden met de belasting-belastbaarheid van de hond. Bij alle oefeningen moet gezorgd worden dat de hond ‘al zijn poten’ goed belast. Zodra hij er één ontlast of een abnormale houding aanneemt, is dit reden voor een bezoekje aan een dierenfysiotherapeut of is de oefening simpelweg te zwaar.
Enkele voorbeelden van stabiliteit of krachttraining zijn;
- Staand om en om een voorpoot geven of staand om en om een achterpoot optillen.
- Vooruit stappen , draven , stappen , achteruit stappen etc. Tempo en pas wisselingen.
- Stappend zigzaggend om pionnen/paaltjes lopen. Stap vraagt veel stabiliteit. Geen weave training op jongere leeftijd!
- Met de voorpoten op een krukje of bijvoorbeeld op een wip staan.
- Door een laagje water heen stappen of in zacht zand.
- Met voor en/of achterpoten op een balanskussen staan.
- Rechtlijnige draf, hardlopen of naast de fiets is een goede manier om kracht op te bouwen.
- Indien je weet dat de stabiliteit goed is en de hond oud genoeg, is ook zwemmen een uitstekende oefening!
Echter is het bij al deze oefeningen van belang dat ze juist worden uitgevoerd en de hond fit/sterk genoeg is om deze ook daadwerkelijk uit te voeren. Mijn ervaring is dat er vaak snel teveel gevraagd wordt van de hond, wat dus uiteindelijk averechts werkt in het optrainen. Veel honden laten hun grenzen niet snel zien en willen graag door, dus wees daar alert op. Vraag gerust hulp! 😊
Comentarios